Stel je voor dat je een architect vraagt een huis voor je te ontwerpen. “Prima”, zegt de architect, “ik ga meteen aan de slag”. Daarna hoor je wekenlang niks meer, dus je belt haar eens op. “Ik ben er ontzettend druk mee!”, roept de architect. Ik heb al veel mensen hierover gesproken: je familieleden, je buren, en ik heb ook een rapport laten opstellen door een lifestyle-expert die gespecialiseerd is in de wensen en behoeften van mensen van jouw leeftijd en geslacht. O, en ik heb een foto bekeken van de locatie via google maps. Ik ben nu bezig al deze mensen samen overeenstemming laten bereiken over het beste ontwerp, en dat is best ingewikkeld.” “Maar, zou je niet eerst eens met mij gaan praten? En ga je de locatie van het huis niet ter plekke bekijken, het is toch dichtbij?”, vraag je. De architect lacht schamper. “Ik heb door deze werkwijze echt wel genoeg beeld van de situatie en van jou, hoor.”
Er gaat niets boven praktijkkennis
Een huis ontwerpen is niet eenvoudig: er zijn veel aspecten om rekening mee te houden. Maar je verwacht op zijn minst dat een architect begint met zich verdiepen in de leefwereld van de persoon die het meest met het huis te maken zal krijgen: de toekomstige bewoner. Ook beleid maken is ingewikkeld. Minstens even ingewikkeld als het ontwerpen van een huis. Maar waarom zouden we wel verontwaardigd zijn als een architect een huis ontwerpt, zonder zich wezenlijk te verdiepen in de leefwereld van de toekomstige bewoner, maar vinden we het normaal dat de overheid beleid ontwerpt zonder dit te doen?
De overheid zou zich op moeten stellen als de ontwerper van beleid. Als een goede architect zou zij zich allereerst moeten verdiepen in de praktijksituatie. Dat kan alleen maar in de praktijk, door mee te kijken in die praktijk, en de tijd te nemen om voldoende mensen te spreken uit die praktijk. Toen ik mij bijvoorbeeld bezighield met digitale gegevensuitwisseling in de acute zorg, las ik uiteraard meerdere rapporten en beleidsstukken over het onderwerp, en sprak ik met collega’s en stakeholders die me konden vertellen wat belangrijk was. Maar ik kreeg pas echt goed grip op en begrip van het vraagstuk, toen ik een dag meeliep op de spoedeisende hulp. Ik zag hoe verpleegkundigen en artsen te werk gaan om een diagnose te stellen, waarom ze daarvoor veel informatie nodig hebben, waar ze wel en niet tijd voor hebben, en wat wel goed voor ze werkt (alle informatie over een patiënt in één medisch dossier) en wat niet (een patiënt uitgebreid moeten bevragen over medicijngebruik en medisch verleden, want het geheugen van patiënten is vaak onbetrouwbaar op dit vlak).
Goed beleid vraagt om een tijdsinvestering vooraf
Vaak wordt, uit efficiency-oogpunt, geprobeerd om de praktijkkennis naar de beleidsmaker toe te laten komen. Het interviewen van 15 patiënten kost je zo’n 15x 1,5 uur, en dan moet je ook nog praten met mensen die misschien uitweiden over zaken die jij niet relevant vindt. Terwijl je in een uur een vertegenwoordiger van een patiëntenorganisatie kan spreken, die jouw bestuurlijke wereld begrijpt, en die dus efficiënt de informatie kan aanleveren die je nodig hebt. En die vertegenwoordigt toch ook al die 15 patiënten?
Maar om goed beleid te maken, zal je de mensen moeten spreken die elke dag te maken hebben, of zullen krijgen, met jouw beleid. Je moet hun leefwereld begrijpen, en met eigen ogen de details van die leefwereld aanschouwen, om te voorkomen dat jij aan de slag gaat met een overtuiging van hoe de praktijk werkt, zonder dat je die overtuiging hebt getoetst aan de werkelijke praktijk. De echte wereld van patiënten, professionals, ondernemers, etc., is anders dan het beeld dat je in je hoofd hebt. En in die echte wereld ontdek je dat ogenschijnlijke details een heel wezenlijke rol kunnen spelen in maatschappelijke vraagstukken. Natuurlijk is het minder tijdrovend om een onderzoeksrapport door te nemen over een onderwerp, of om een belangenorganisatie te spreken die een brede achterban vertegenwoordigt, maar dat leidt niet tot daadwerkelijk begrip van hoe een situatie in de praktijk is.
We hebben dus beleidsambtenaren nodig die zich daadwerkelijk informeren over de praktijk, in de praktijk, en die op basis daarvan constateren wat het probleem is, om vervolgens op basis daarvan een voorstel voor nieuw of aangepast beleid maken.
Consensus en compromissen leiden niet tot goede beleidsvoorstellen
Mooi, als alle beleidsambtenaren dit voortaan doen, dan zijn we klaar, toch? Nou, nee. “Veel ontwerpers merken dat hun werkwijze prima werkt voor commerciële opdrachtgevers, maar als ze hetzelfde binnen de overheid proberen te doen, werkt het niet,” hoorde ik laatst. Dat kan kloppen, want de overheid is een wezenlijk andere wereld dan de private sector, met een eigen dynamiek. En, net als in de private sector, is een deel van die dynamiek zinvol, en een deel helemaal niet. Om de zin van de onzin te kunnen onderscheiden, is het belangrijk om de dynamiek te begrijpen.
In een land waarin het historisch gezien belangrijk was om verschillende groepen vreedzaam te laten coëxisteren, is praten, praten, nog eens praten, en dan compromissen sluiten, totdat een vorm van consensus mogelijk is, lange tijd een goede strategie geweest. Dit is uiteindelijk verworden tot een staande werkwijze van de overheid. Maar ook werkwijzen hebben een houdbaarheidsdatum, en die van het compromissen sluiten en consensus is inmiddels overschreden. De maatschappelijke uitdagingen zijn groot, en vragen om een overheid die gaat staan voor beleid dat niet zozeer acceptabel is, maar vooral effectief, degelijk en duurzaam. Dat vraagt dus ook om een overheid die zelf de regie houdt als het gaat om het maken van een degelijk beleidsvoorstel.
Natuurlijk, beleid moet, net als het ontwerp voor een huis, voldoen aan randvoorwaarden. Maar die horen vooraf geformuleerd te worden. En natuurlijk, soms moet het ideale ontwerp van de architect worden aangepast, om het haalbaar te laten zijn. Maar het is nog altijd de architect die het complete ontwerp oplevert, omdat het ontwerp immers een holistisch geheel moet zijn. In dat geheel is een afweging gemaakt van alle belangen en behoeften, maar het blijft een geheel. Als de architect niet meer degene is die uiteindelijk een compleet ontwerp levert, krijg je onveilige, lelijke, of onbruikbare huizen. En zo is het ook met beleid: de overheid zou de eindbeslisser moeten zijn, de eigenaar van het beleidsontwerp, en degene die er het laatste woord over heeft. En als er compromissen worden gesloten, doe dat dan in de openheid en transparantie van de volksvertegenwoordigers, waar de afwegingen die worden gemaakt voor iedereen te volgen zijn.
De waardevolle rol van belangenvertegenwoordigers
Dat wil niet zeggen dat de belangenvertegenwoordigers die in de gremia zitten waar nu – achter gesloten deuren – compromissen worden gesloten, geen rol meer hebben. Professionele belangenbehartigers hebben waardevolle kennis en ervaring, die belangrijke input zijn voor nieuw of aangepast beleid. Zij kunnen ook helpen om beleidsambtenaren toegang te geven tot hun achterban. Daarnaast spelen ze een belangrijke rol in het verwoorden van het standpunt van hun achterban in de media en richting de politiek. Het is dus belangrijk om ze een stem te geven en om die stem te horen. Het is echter geen goed idee om een beleidsvoorstel net zo lang aan te passen totdat al die partijen er mee kunnen leven. Daarmee krijg je immers tandeloze beleidsvoorstellen. Om nog maar te zwijgen over de vraag of de mensen die het meest geraakt zullen worden door het beleid voldoende vertegenwoordigd zijn in die gremia, en hoe democratisch het is als dergelijke compromissen in beslotenheid worden gemaakt.
Wanneer we dus beleid willen dat degelijk, uitvoerbaar en werkbaar in de praktijk is, zullen we de overheid de rol van architect moeten toebedelen. Een goede architect, welteverstaan, die haar vak verstaat. Eén die in de praktijk, open, en systematisch de situatie verkent waar het beleid zich op richt. Eén die aanbelt en -klopt bij de mensen die het betreft. Eén die de tijd neemt voor een degelijke probleemanalyse. En één die vervolgens tot een holistisch, kloppend ontwerp komt voor nieuw beleid. Op die manier krijg je degelijk beleid – beleid dat staat als een huis.
Verder praten hierover? Neem contact met me op.